4 en 5 mei

In de middag van 4 mei 2012 was ik nog even met mijn dochters naar de Pan, een speeltuin hier om de hoek. Mijn oudere broer had de avond ervoor al gebeld. Papa was opgenomen, ‘maar het zal wel weer meevallen’, zei mijn broer. Hij had wel meer klachten en vanwege zijn dementie was het niet helemaal duidelijk wat hij mankeerde. Die middag in de speeltuin belde mijn jongere broer. Als ik mijn vader nog levend wilde zien, dan moest ik nu komen en geen tram – zoals ik voorstelde – maar een taxi nemen. Nadat ik mijn dochters van de draaimolen en de schommel had geplukt, spoedde ik mij naar huis. Daar stond een grote zwarte fietskoffer klaar. Die avond zou ik naar Nice vliegen voor een weekje fietsen met mijn MTB. Ik belde mijn vriend om hem de vraag van de dokter voor te leggen: opereren of hem laten gaan. Hij is internist en antwoordde: ‘Opereren van deze complicatie op zijn leeftijd in zijn conditie, ligt niet voor de hand.’

Ik vertrok, niet richting Schiphol, maar naar het OLVG in Amsterdam. Mijn vader lag in bed, viel soms weg en er waren momenten dat ik contact met hem dacht te hebben. We keken naar elkaar zonder iets te zeggen. Arvo Pärt stond op. Soms dirigeerde mijn vader met zijn armen mee met de muziek, zoals hij zo vaak deed ‘prachtig, prachtig’, mompelde hij. Morfine kreeg hij al in behoorlijke dosis. We waren er allemaal, kinderen, een paar kleinkinderen, in die veel te kleine kamer in het OLVG.

Die nacht bleef ik samen met mijn jongere broer waken bij mijn vader, een half uurtje om de beurt slapen op twee stoelen die we in het verlengde van elkaar hadden gezet. Mijn vaders ademhaling veranderde gedurende de nacht van de zijne in een krachtige, regelmatige lijfsbeweging. Het lijf nam het over, zo leek het. In de ochtend kregen we wat te eten en te drinken en kwamen mijn zus en andere broers weer.

Die middag, toen we praatten over Johan Cruyff, werden de pauzes tussen zijn ademteugen steeds langer. Ik fluisterde ‘dankjewel Papa, ik ben je zoon en jij bent precies de goede vader voor mij, dank je wel’. Hij slikte nog één keer. De strijd was gestreden. En toen stopte zijn ademhaling, voor mij toch nog onverwacht. Ik besefte dat ik mij op dat laatste stukje van zijn reis tussen leven en dood niet voorbereiden kon. Lange tijd hield ik mijn handen onder zijn lijf, omdat hij daar nog warm was. Belde met mijn moeder, van wie mijn vader al jaren gescheiden was, en voelde dat verdriet het overnam.

4 en 5 mei zijn dagen geworden van herdenken, de vrijheid vieren én van herinneringen aan mijn vader en het afscheid. Het is rustig bij mij vanbinnen, de strijd en verschillen tussen hem en mij zijn op hun plek. Dankjewel Papa.

By |2021-04-20T20:50:17+02:00april 20th, 2021|

De man en zijn leermeesters

Als trainer van Phoenix Opleidingen geef ik de workshops Mannenkracht en Man & Levensenergie. Gedurende de workshopdagen werd mij weer zo duidelijk hoezeer mannen elkaar nodig hebben in het bepalen van hun koers. Bijvoorbeeld bij vragen als: hoe kan een man zich losmaken uit de symbiose met zijn moeder en zich toevertrouwen aan zijn vader? Hoe kan hij contact maken met vrouwen als hij bezet is door zijn moeder? En hoe kan hij contact maken vanuit zijn man-zijn als hij de nabijheid van zijn vader zo gemist heeft? Graag vertel ik over mijn reis langs mijn leermeesters, mannen van buiten mijn eigen tuin, en hoe ik hen nodig heb gehad om mijn stappen te zetten.

Voor het vinden van mijn koers was het voor mij van belang om mij los te maken van de intense nabijheid
van mijn moeder en mijn vader te zoeken, ondanks zijn emotionele afwezigheid. In de dynamiek van het los­ maken en toevertrouwen zocht ik mijn eigen koers. De relatie tussen mijn ouders was moeizaam en het gevolg was dat mijn moeder, die voor emotionele ondersteuning niet bij haar man terecht kon, die bij mij zocht. Dat maakte dat de toch al grote gerichtheid van mijn moeder op mij nog groter werd. Ik werd loyaler aan haar dan goed voor mij was. In die loyaliteit maakte ik mij groter ten opzichte van mijn vader. Ik vond er van alles van hoe hij zich als man, partner en vader opstelde. Zo ontwikkel­ de zich een lange strijd tussen mij en mijn vader, geba­seerd op het wantrouwen dat ik voelde jegens mannen, vooral als die in de hiërarchische lijn boven mij stonden. In de vaderpositie dus.

Mijn moeder was bang. Het zusje boven mij stierf vlak na de geboorte en ik was de volgende in de kinderrij. Haar goed bedoelde bezorgdheid overheerste, met mij mocht immers niets misgaan. Ik wilde mijn moeder niet nog meer verdriet doen, en zo maakte ik mij niet los uit de symbiose. De binding ontwikkelde zich niet tot een verbinding met ruimte voor mij om mijn eigen weg te gaan. In ons verborgen contract stond geschreven dat als ik er voor haar was, haar volgde in wat goed was en fout, ik haar liefde ontving. Als ik dat deed, met perfectie tot in alle details, was ik bijzonder. Haar liefde voelde daarmee voorwaardelijk.

Mijn vader nam op een bepaalde laag afscheid van de wereld nadat hij op zijn 19de zowel zijn moeder, broertje als vader verloren had. Lijfelijk was mijn vader er wel, en tegelijkertijd ervoer ik geen contact met hem. Wat ik ook probeerde, rebellie, afzondering, agressie: niets hielp om zijn aandacht te krijgen, wat voelde als een pijnlijke afwijzing. Mijn vader was heel precies; vorm en structuur waren erg belangrijk. Hij leerde mij over het houvast dat vorm en structuur bieden kunnen. Ons contact moest vooral regelmatig plaatsvinden, op een mooie locatie met lekker eten, het was daarbij minder van belang of er daadwerkelijk sprake was van een ontmoeting.

Ik groeide op in wat voor mijn vader en moeder waar was. Voor mij stokte het proces van losmaken en mij durven toevertrouwen.

Op de middelbare school ontmoette ik meneer Snijders, de conrector. Ik had steeds opnieuw conflicten met leraren en leraressen. Bij geschiedenis bereidde ik mij maar half voor en beklaagde mij vervolgens als ik een slecht cijfer haalde. Ik liep de wiskundeles uit omdat het mij niet beviel hoe de leraar lesgaf. Ik herinner mij dat ik dan bij meneer Snijders moest komen en ik hem vertelde hoezeer de leerkrachten het in mijn ogen bij het verkeerde eind hadden. Er was alle reden om mij van school te verwijderen, maar meneer Snijders deed dat tot mijn grote verrassing niet. Hij bleef achter mij staan. Daarmee leerde ik dat mannen die in de hiërarchie boven mij staan, ook gewoon kunnen blijven staan als ik mij misdraag. Hij zag mij voor wat ik waard was. Uiteindelijk slaagde ik voor mijn schoolexamen.

Toen ik 28 was, liep ik vast in het vinden van mijn koers in het leven. In mijn zoektocht naar hulp ontmoette ik Wibe Veenbaas. Het eerste wat hij mij leerde was dat ik kon vertrouwen op zijn aanwezigheid. Hij zag mij om wie ik was. Mijn beweging om me groter te maken dan hij, had bij hem weinig kans. En eerlijk gezegd viel de noodzaak om dat te doen weg in het vertrouwen dat hij er voor mij was. Ik vertrouwde mij aan hem toe en kon ontspannen.

Later vroeg ik hem in gedachten nog vaak om raad en stelde mij dan de vraag: wat zou Wibe geantwoord hebben? Er ontwikkelde zich voor mij een nieuw kader waarbinnen ik mijn koers kon vinden, een kader van leerling en leermeester, een kader waarbinnen mannen veelzijdig konden zijn, met goede en met slechte kanten. Door mijn moeder terug te geven wat niet van mij was en wat ik in liefde voor haar gedragen had, leerde Wibe mij tevens hoe ik mij stap voor stap kon losmaken uit de binding met haar. In dat losmaken ontstond ruimte voor mij om tevoorschijn te komen.

In 2009 maakte ik een fikse buiklanding, nadat ik wederom strijd met een man voerde. Een ongelijke strijd, aangezien hij directeur was van een groot bedrijf waarvoor ik werkte. Een machtige man, met een Porsche voor de zomer en een Porsche voor de winter. Deze man tergde mij op het ene moment tot het uiterste, om mij op een volgend moment onverwachts complimenten te maken. Ik ervoer hem gek genoeg als betrouwbaar, hij was immers met mij de strijd aangegaan en zou die niet opgeven. In zijn onvoorspelbare gedrag was hij echter ook onveilig, hij raakte mij daarmee in mijn angst voor afwijzing. Aan de andere kant vond ik het heerlijk om hem uit te dagen, te kijken hoe ver ik kon gaan in deze hiërarchische relatie met een machtige man. Hem uitdagen leverde mij aandacht en nabijheid op. Uit­ eindelijk volgde er wel ontslag. Toch zie ik hem nu als leermeester omdat hij mij vol raakte in waar ik het meest bang voor was. Hij leerde mij over onaangepast handelen, zonder omkijken of afstemmen met de omgeving. Ik was gewend om mijn tevoorschijn komen aan te passen op anderen en leerde nu over macht en grenzen. Hij ging mij voor in datgeen wat ik het spannendst vond. Ik realiseer mij nu dat mijn heftige angst voor zijn onaangepaste handelen benadrukt waar ik voor mijzelf het meest te halen heb.

Door deze ervaringen ontwikkelde ik een diep weten dat ik het bij mannen uit te zoeken heb, zowel in de horizontale als de verticale ordening. Ik werd lid van een doorlopende mannengroep. Hier leer ik tot op de dag van vandaag over overgave, tevoorschijn komen en op mijn eigen plek blijven staan. Binnen dit kader van leerling, broederschap en leiderschap kan ik vallen en opstaan, experimenteren en ankeren. Menig keer stond ik vanuit een verschil van inzicht over de broederschap of het leiderschap op het punt om de groep te verlaten. Ik realiseerde mij steeds op tijd dat een stap naar buiten pas kan nadat ik het daadwerkelijk ben aangegaan. Begin dit jaar vierden we ons 10-jarig jubileum en beklommen we met 15 mannen een gedeelte van de Mulhacen in de Sierra Nevada en overnachtten in een berghut. Deze tocht veranderde veel in het aannemen van het lidmaatschap van deze groep. In die hut boven op de berg voelde ik de nabijheid van de mannen en mezelf als onderdeel van deze groep.

Mannen hebben mannen nodig, leermeesters om zich mee te meten, aan te spiegelen en aan toe te vertrouwen. We hebben mannen nodig om getuige te zijn van ons leer­ proces. Stil blijven zitten en je terugtrekken in een eigen wereld is dan niet langer een optie. Ik leerde dat diegene aan wie ik mij het meeste stoorde, mij het meest spiegelde ten aanzien van de stappen die ik zelf te maken had.

Vanuit mijn nieuwe plek als trainer van Phoenix dienen ook nu mijn thema’s zich weer aan, of ik dat nu wil of niet. Dankbaar raadpleeg ik vanbinnen mijn leermeesters met vragen over wat ik tegenkom. Niet alleen als cursist, maar ook als trainer blijft Phoenix voor mij een plek om te inspireren en geïnspireerd te worden en van anderen te leren.

By |2020-09-06T09:34:54+02:00september 6th, 2020|

Interne en externe grenzen

Het ligt prachtig, het verzorgingshuis van mijn schoonmoeder in Den Haag. Statige vrijstaande huizen, veel ruimte, veel groen, met uitzicht op de hockeyvereniging die werd opgericht in het jaar 1908. Mijn schoonmoeder is 91 jaar oud. Ze loopt wat minder makkelijk, slaapt overdag wat meer, maar verder is er eigenlijk niet heel veel veranderd sinds ik haar voor het eerst ontmoette in het jaar 2000. Ik werd toen voorgesteld aan haar en aan mijn schoonvader door Saskia, met wie ik later trouwde. Die eerste ontmoeting vond plaats in het grote huis aan de Nicolaïstraat, wat sinds de terugkeer uit Nederlands-Indië, vlak na de Tweede Wereldoorlog, door de familie werd bewoond. Een huis met een vestibule in plaats van een gang.

Vorige week hadden we een afspraak met haar. En zoals dat gaat in coronatijd, was de ontmoeting gepland in de zogenaamde kletskamer van het verzorgingshuis. De kletskamer is gemaakt in de ruimte van de zijingang van het gebouw. Degene die bezoeken zitten in het voorportaal, de bewoner binnen, achter de schuifdeuren in de grote stoel. Mijn schoonmoeder mist ons en, zo vertelde ze, vooral de aanraking. ‘Even mijn dochter vasthouden, dat is wat ik het meeste mis’, zei ze.

Terwijl ze in het gedeelte achter de schuifdeuren ver- scheen, schuifelend op weg naar de grote stoel, zaten wij al klaar in het voorportaal. Toen gebeurde het. Als door een wonder vlogen plotseling de schuifdeuren open. Een technische storing, of hadden wij wat verkeerd gedaan? In elk geval was er na al die maanden even geen glas tussen mijn schoonmoeder en haar dochter. Ze schrok, strekte haar armen en keek haar dochter aan, die precies dezelfde beweging maakte. ‘O even vasthouden’, zei ze, als in een betovering en niet meer denkend aan de regels en de risico’s. En zo onverwacht als de schuifdeur opende, zo onverwacht sloot hij ook weer. Er was geen omhelzing geweest, daar ging het allemaal te snel voor.

Een omhelzing, of een fysieke aanraking van onszelf in contact met de ander, dat is elkaar ontmoeten op de externe grens. Contact maken in de aanraking met de ander maakt dat we voelen dat we bestaan. Het is essentieel en wordt zo gemist in deze tijd, vooral voor mensen die veel alleen zijn. En als door de corona-maatregelen dat helemaal wegvalt, dan ontstaat er zomaar een ontroerende situatie tussen moeder en dochter als de schuifdeuren van de kletskamer van het verzorgingshuis plotseling even opengaan.

In deze coronatijd ben ik als trainer bij Phoenix op een snelcursus geweest op de school voor interne grenzen. De interne grens gaat over wie we zijn, onze essentie, en of we daar toegang toe hebben. Werken met groepen in coronatijd maakt fysieke aanraking onmogelijk, zowel via Zoom als nu we elkaar weer treffen op 1,5 meter afstand in onze gebouwen. Juist nu de externe grens even niet meedoet, is het werken vanuit de interne grens als het ware wat uitvergroot. Wat moet ik als trainer meer, minder of anders doen, als we elkaar via Zoom of op 1,5 meter afstand toch willen ontmoeten? Hoe kan ik de cursist zonder fysieke aanraking toch ontmoeten, zodat er gewerkt kan worden met de persoonlijke vraag?

Deze school leerde mij dat werken vanuit de interne grens van mij vraagt om aanwezig te zijn in het moment en thuis te zijn bij mezelf. En bovenal weet te hebben van mijn eigen interne grens om mij vandaaruit te laten zien. Als ik mij als trainer laat zien, dan nodig ik de ander uit om datzelfde te doen en creëren we samen de bedding om elkaar op diep niveau te ontmoeten. Dan kunnen we aan de inhoud werken. Ik leerde hoe de naaktheid van het delen er kan zijn en hoe ik daarop kan vertrouwen ondanks het ontbreken van fysiek contact.

By |2020-09-06T09:09:56+02:00september 6th, 2020|

Vallen en weer opstaan

Een paar dagen skiën met mijn broertjes in Val d’Aosta Italië, dat doen we ieder jaar. Ons verblijf in een hut op de skipiste op 2400 meter is bijzonder. De eigenaar die alleen Italiaans spreekt, het adembenemende uitzicht en de rust die intreedt als na sluiting van de skipiste alleen de logees overblijven. Heerlijk om in de ochtend de eerste skiër te zijn en in de namiddag de laatste. We hebben zo ons stekkie waar we aan het eind van een mooie dag nog wat eten om vandaaruit na sluiting van de liften de hut te kunnen bereiken.

Met een heerlijk abrikozen taartje achter de kiezen gingen we voor de laatste afdaling van de vrijdag. In mijn binnenzak zit mijn telefoon, met daarop de ski-track app, die het aantal afdalingen, hoogtemeters, aantal kilometers én mijn snelheid registreert. Hard en zonder bochten te maken naar beneden wil ik nog 1 keer, zeker nu de piste er zo goed als verlaten bijligt. Afdalen aan het eind van de middag is lastiger omdat er dan op de piste uitgesleten plekken zijn ontstaan, door de vele skiërs die daar hun bochten maakten. Mijn broer keek toe hoe ik de steile S-bocht, met de hut in zicht, rechtdoor afdaalde. Alles ging prima totdat mijn ski’s zo’n uitgesleten plek tegenkwamen. De eerste hobbel ging ik over door de klap met mijn benen op te vangen. Bij het overgaan van de tweede hobbel zag ik in een flits mijn linker skischoen, zonder ski. In de val die daarop volgde verloor ik ook mijn rechter ski, waarna ik in een lange duikeling terecht kwam. Tot stilstand gekomen, liggend op mijn rug, overal sneeuw, bewoog ik mijn ledenmaten om te voelen of alles het nog deed. Daarna stond ik op en liep in looppas naar boven om mijn ski’s op te halen, die 10-tallen meters achter me in de sneeuw waren achtergebleven. Mijn broer bracht de andere, hij had zo’n geschrokken blik in zijn ogen en zei; ‘’gaat het Piet’’?

Thuisgekomen in de hut kon ik in mijn grafiekje in de app precies zien dat ik in een paar seconden van 80 kilometer per uur naar 0 tot stilstand was gekomen. Gezien de blauwe plek op mijn been had mijn ski bij het uitgaan kennelijk mijn been geraakt. Niets van gemerkt. Met die snelheid onderuit en dan helemaal niets ernstigs hebben. Ik voelde mij triomfantelijk. Vallen, opstaan, ski’s ophalen en weer door.

Herstellen na een val vraagt doorgaans geduld van mij. Geduld om de weg naar boven weer te vinden. Dit was een nieuwe ervaring. Een ervaring van risico nemen, hard vallen en als ik dan val, dan kan ik ook gewoon direct weer door. Wauw, dat kan dus ook!

By |2020-03-04T14:26:47+01:00maart 4th, 2020|

Wat parentificatie voor mij betekent

Mijn moeder is 87. Ze is aan het opruimen. Voor mijn zus, 3 broers en mij heeft ze een eigen doosje gemaakt met daarin alle kaarten, foto’s, brieven en tekeningen van haar kinderen en kleinkinderen. Een mooie verzameling herinneringen. Mijn naam staat op de bovenkant geschreven: gezin Pieter.

Na het openen ontmoette ik veel bekende herinneringen: ansichtkaarten die ik haar stuurde, geboortekaartjes van mijn kinderen, foto’s van mij als kind en van mijn eigen kinderen op één stapeltje. Toen viel mijn oog op de blauwe luchtpostenveloppe. Zo één die we vroeger verstuurden als er een grote afstand moest worden overbrugd en het lichte gewicht van zo’n speciale enveloppe het versturen goedkoper maakte. Op 29 augustus 1980, ik was toen 17, schreef ik haar een brief. Mijn moeder was op dat moment naar Zuid-Frankrijk gereisd, naar een plek waar we met het gezin ook weleens verbleven. Nu was ze daar alleen, om uit te rusten, om aan de drukte van ons gezin en haar werk te ontkomen. Ik schreef:

‘Mam, probeer er wat van te maken. Rust goed uit en maak je over mij en de rest hier maar geen zorgen, want het gaat echt zijn gangetje wel. Probeer je nu echt eens te ontspannen. Ga eens die wandeling maken naar het dorp, over de brandweg, dat zal je goed doen, eens even lekker alleen zijn. Of de weg langs de oude Citroën, je komt dan bij het meertje uit. Niemand die zegt dat er nog wat moet gebeuren, geen wasgoed of een zeurende Pieter die weer wat van je wil. OK mam, ik hoop dat je er echt van geniet en huize Berger eens even helemaal opzijschuift. Tot gauw, met veel lieve kusjes, van je zoon Pieter.’

Ik las over mijn zorgen voor haar welzijn, mijn hulpvaardigheid, die verder gingen dan passend was voor mij als 17-jarige. Door deze brief begreep ik niet alleen, maar voelde ik werkelijk wat parentificatie voor mij betekent, hoe ik er onvoorwaardelijk voor haar was en daarbij mijn zoonsplek verliet. Hoe ik daarbij mijn eigen verlangens opzijschoof. Definities, omschrijvingen, systemische opstellingen ten spijt, deze brief van mijzelf aan mijn moeder maakte mijn over-verantwoordelijk zijn naar haar pas echt van mij. Helder beschreven in mijn eigen brief aan mijn moeder, op 29 augustus 1980.

By |2020-02-15T09:30:55+01:00januari 3rd, 2020|

28 jaar later…

Op een mooie dag in het jaar 1991 adviseerde mijn moeder om maar eens met Wibe Veenbaas te gaan praten. Ik was toen 28 en liep behoorlijk vast. Ik twijfelde over mijn koers en hoe die te vinden. Ik volgde haar advies op en zo ontmoette ik Wibe in zijn trainingsruimte in Overvecht.

Wibe raakte mij meteen met zijn vragen. Hij liet mij nadenken over wat in mijn geschiedenis maakte dat ik mijn koers kwijt was? Ik herinner mij nog goed hoe hij mij begeleidde met het lopen van mijn tijdlijn. Met mijn ogen dicht stapje voor stapje teruglopen in de tijd op een denkbeeldige lijn en stilstaan bij die belangrijke momenten in mijn leven, die maakten dat ik mijn eigen koers niet vinden kon.

Na een stevige buiklanding in 2009 zocht ik wederom contact met Wibe en vervolgde mijn reis bij Phoenix. Ik volgde de workshop Mannenkracht, de 3-jarige, Systemisch werk, Maskermaker en Professionele Begeleiding van Organisaties. Wederom was Phoenix een belangrijke plek voor mij waar ik kon thuiskomen, kon leren, kon vallen en weer opstaan.

Nu ben ik sinds juli zelf trainer van Phoenix en ontmoette Wibe weer, maar dan als collega-trainer. Ik had een mooi gesprek met hem in de aanloop van mijn aanstelling en weer inspireerde en stimuleerde hij mij om nu tevoorschijn te komen als trainer en mensen met mijn sprankeling uit te nodigen en te raken. Ik kon zo de uitnodiging voelen om als trainer én te leren én mijn inzichten en ervaringen door te geven

Een aantal weken geleden vroeg mijn 86-jarige moeder mij om even te gaan zitten. Ze wilde mij wat vertellen en wat vragen. Ze vertelde dat ze behoefte had aan reflectie, aan rust, ze wilde dingen van vroeger opruimen zonder er al te diep in te willen gaan. Of ik nog iemand wist die haar daarbij zou kunnen begeleiden. Ik was even stil en voelde de ontroering in mijn lijf. Ik ga haar nu na 28 jaar hetzelfde advies geven. Ik antwoordde dat ze maar eens met Wibe Veenbaas moest gaan praten. Ze heeft al een eerste gesprek met hem gevoerd.

 

By |2020-01-05T15:46:04+01:00januari 3rd, 2020|

Overdracht

Overdracht is het herhalen van een ervaring uit het verleden in het hier en nu. Een herhaling van zetten, onbewust. In onze overdracht proberen we alsnog rond te maken, in het hier en nu, wat we gemist hebben. Overdracht is te herkennen als onze reactie in een bepaalde situatie in het hier en nu uit proportie is, groter dan wat passend is. We worden als het ware jonger in onze overdracht.

Overdracht is een uitnodiging om te leren, als je in staat bent je eigen aandeel in de overdracht te herkennen, uit je onbewuste op te halen, dan kan je jouw eigen leeruitnodiging zien, je eigen aandeel daarin nemen. Je leert ervaren wat nog niet rond is. We herhalen die dingen die nog niet rond zijn.

By |2019-05-11T12:56:04+02:00mei 10th, 2019|

Levensenergie

Mijn focus was om via prestatie voldoening te verkrijgen. Als ik nu maar heel erg mijn best doe, dan komt het goed. Mijn lijf bracht mijn hoofd ergens naar toe. Controle over een situatie bereikte ik door te beredeneren. Deze voldoening verschafte mij slechts een kort moment van rust. Mijn verlangen was om in balans te komen door van binnen te ervaren dat ik onderdeel ben. De signalen van mijn lijf te kunnen voelen, die mij informatie geven waar ik naar te luisteren heb.

By |2018-12-30T13:10:19+01:00december 22nd, 2018|

Vele wegen kent het leven

‘Vele wegen kent het leven,

maar van al die wegen is er één die jij te gaan hebt.

Die éne is voor jou, die éne slechts.

En of je wilt of niet, die weg heb jij te gaan.

De keuze is dus niet de weg, want die koos jou.

De keuze is de wijze, hoe die weg te gaan.

Met onwil om de kuilen en de stenen,

met verzet omdat de zon een weg die door de ravijnen gaat,

haast niet bereiken kan.

Of met de wil om aan het einde van die weg milder te zijn

en wijzer dan aan het begin.

De weg koos jou, kies jij ook hem?

Dag Hammarskjöld
By |2018-05-27T13:49:41+02:00mei 27th, 2018|

Leiderschap en Lidmaatschap

Leiderschap in een organisatie is de basis voor het eigen handelen en is de basis voor samenwerking met anderen. Maar leiderschap staat of valt met lidmaatschap. Kan en wil ik mij werkelijk verbinden met de organisatie, met mijn leidinggevende, collega’s en met mijn eigen rol en verantwoordelijkheden? Vanuit lidmaatschap ontstaat leiderschap als een natuurlijk onderdeel van mijn handelen. Leiders die niet daadwerkelijk lid zijn klinken hol. Lidmaatschap is de grond voor het aangaan van verbinding. Wie moed zoekt in leiderschap heeft stevigheid nodig in lidmaatschap. Veiligheid is een belangrijke voorwaarde om lid te willen en kunnen zijn. Om verbinding aan te gaan moet je je veilig voelen, zowel naar anderen als naar jouw eigen rol en verantwoordelijkheden. Veiligheid ontstaat als het bijvoorbeeld helder is wat er van mij als medewerker wordt verwacht, wanneer het goed of wanneer het fout is. Dat het helder is hoe we elkaar aanspreken en belonen. Dat het helder is wat we aan elkaar hebben, binnen de kaders van een professionele organisatie. Het inzichtelijkheid maken van resultaat afspraken (KPI’s) en de wijze waarop we dat monitoren vormt hierbij de basis.

By |2019-01-11T13:02:26+01:00april 5th, 2018|