De man en zijn leermeesters

Als trainer van Phoenix Opleidingen geef ik de workshops Mannenkracht en Man & Levensenergie. Gedurende de workshopdagen werd mij weer zo duidelijk hoezeer mannen elkaar nodig hebben in het bepalen van hun koers. Bijvoorbeeld bij vragen als: hoe kan een man zich losmaken uit de symbiose met zijn moeder en zich toevertrouwen aan zijn vader? Hoe kan hij contact maken met vrouwen als hij bezet is door zijn moeder? En hoe kan hij contact maken vanuit zijn man-zijn als hij de nabijheid van zijn vader zo gemist heeft? Graag vertel ik over mijn reis langs mijn leermeesters, mannen van buiten mijn eigen tuin, en hoe ik hen nodig heb gehad om mijn stappen te zetten.

Voor het vinden van mijn koers was het voor mij van belang om mij los te maken van de intense nabijheid
van mijn moeder en mijn vader te zoeken, ondanks zijn emotionele afwezigheid. In de dynamiek van het los­ maken en toevertrouwen zocht ik mijn eigen koers. De relatie tussen mijn ouders was moeizaam en het gevolg was dat mijn moeder, die voor emotionele ondersteuning niet bij haar man terecht kon, die bij mij zocht. Dat maakte dat de toch al grote gerichtheid van mijn moeder op mij nog groter werd. Ik werd loyaler aan haar dan goed voor mij was. In die loyaliteit maakte ik mij groter ten opzichte van mijn vader. Ik vond er van alles van hoe hij zich als man, partner en vader opstelde. Zo ontwikkel­ de zich een lange strijd tussen mij en mijn vader, geba­seerd op het wantrouwen dat ik voelde jegens mannen, vooral als die in de hiërarchische lijn boven mij stonden. In de vaderpositie dus.

Mijn moeder was bang. Het zusje boven mij stierf vlak na de geboorte en ik was de volgende in de kinderrij. Haar goed bedoelde bezorgdheid overheerste, met mij mocht immers niets misgaan. Ik wilde mijn moeder niet nog meer verdriet doen, en zo maakte ik mij niet los uit de symbiose. De binding ontwikkelde zich niet tot een verbinding met ruimte voor mij om mijn eigen weg te gaan. In ons verborgen contract stond geschreven dat als ik er voor haar was, haar volgde in wat goed was en fout, ik haar liefde ontving. Als ik dat deed, met perfectie tot in alle details, was ik bijzonder. Haar liefde voelde daarmee voorwaardelijk.

Mijn vader nam op een bepaalde laag afscheid van de wereld nadat hij op zijn 19de zowel zijn moeder, broertje als vader verloren had. Lijfelijk was mijn vader er wel, en tegelijkertijd ervoer ik geen contact met hem. Wat ik ook probeerde, rebellie, afzondering, agressie: niets hielp om zijn aandacht te krijgen, wat voelde als een pijnlijke afwijzing. Mijn vader was heel precies; vorm en structuur waren erg belangrijk. Hij leerde mij over het houvast dat vorm en structuur bieden kunnen. Ons contact moest vooral regelmatig plaatsvinden, op een mooie locatie met lekker eten, het was daarbij minder van belang of er daadwerkelijk sprake was van een ontmoeting.

Ik groeide op in wat voor mijn vader en moeder waar was. Voor mij stokte het proces van losmaken en mij durven toevertrouwen.

Op de middelbare school ontmoette ik meneer Snijders, de conrector. Ik had steeds opnieuw conflicten met leraren en leraressen. Bij geschiedenis bereidde ik mij maar half voor en beklaagde mij vervolgens als ik een slecht cijfer haalde. Ik liep de wiskundeles uit omdat het mij niet beviel hoe de leraar lesgaf. Ik herinner mij dat ik dan bij meneer Snijders moest komen en ik hem vertelde hoezeer de leerkrachten het in mijn ogen bij het verkeerde eind hadden. Er was alle reden om mij van school te verwijderen, maar meneer Snijders deed dat tot mijn grote verrassing niet. Hij bleef achter mij staan. Daarmee leerde ik dat mannen die in de hiërarchie boven mij staan, ook gewoon kunnen blijven staan als ik mij misdraag. Hij zag mij voor wat ik waard was. Uiteindelijk slaagde ik voor mijn schoolexamen.

Toen ik 28 was, liep ik vast in het vinden van mijn koers in het leven. In mijn zoektocht naar hulp ontmoette ik Wibe Veenbaas. Het eerste wat hij mij leerde was dat ik kon vertrouwen op zijn aanwezigheid. Hij zag mij om wie ik was. Mijn beweging om me groter te maken dan hij, had bij hem weinig kans. En eerlijk gezegd viel de noodzaak om dat te doen weg in het vertrouwen dat hij er voor mij was. Ik vertrouwde mij aan hem toe en kon ontspannen.

Later vroeg ik hem in gedachten nog vaak om raad en stelde mij dan de vraag: wat zou Wibe geantwoord hebben? Er ontwikkelde zich voor mij een nieuw kader waarbinnen ik mijn koers kon vinden, een kader van leerling en leermeester, een kader waarbinnen mannen veelzijdig konden zijn, met goede en met slechte kanten. Door mijn moeder terug te geven wat niet van mij was en wat ik in liefde voor haar gedragen had, leerde Wibe mij tevens hoe ik mij stap voor stap kon losmaken uit de binding met haar. In dat losmaken ontstond ruimte voor mij om tevoorschijn te komen.

In 2009 maakte ik een fikse buiklanding, nadat ik wederom strijd met een man voerde. Een ongelijke strijd, aangezien hij directeur was van een groot bedrijf waarvoor ik werkte. Een machtige man, met een Porsche voor de zomer en een Porsche voor de winter. Deze man tergde mij op het ene moment tot het uiterste, om mij op een volgend moment onverwachts complimenten te maken. Ik ervoer hem gek genoeg als betrouwbaar, hij was immers met mij de strijd aangegaan en zou die niet opgeven. In zijn onvoorspelbare gedrag was hij echter ook onveilig, hij raakte mij daarmee in mijn angst voor afwijzing. Aan de andere kant vond ik het heerlijk om hem uit te dagen, te kijken hoe ver ik kon gaan in deze hiërarchische relatie met een machtige man. Hem uitdagen leverde mij aandacht en nabijheid op. Uit­ eindelijk volgde er wel ontslag. Toch zie ik hem nu als leermeester omdat hij mij vol raakte in waar ik het meest bang voor was. Hij leerde mij over onaangepast handelen, zonder omkijken of afstemmen met de omgeving. Ik was gewend om mijn tevoorschijn komen aan te passen op anderen en leerde nu over macht en grenzen. Hij ging mij voor in datgeen wat ik het spannendst vond. Ik realiseer mij nu dat mijn heftige angst voor zijn onaangepaste handelen benadrukt waar ik voor mijzelf het meest te halen heb.

Door deze ervaringen ontwikkelde ik een diep weten dat ik het bij mannen uit te zoeken heb, zowel in de horizontale als de verticale ordening. Ik werd lid van een doorlopende mannengroep. Hier leer ik tot op de dag van vandaag over overgave, tevoorschijn komen en op mijn eigen plek blijven staan. Binnen dit kader van leerling, broederschap en leiderschap kan ik vallen en opstaan, experimenteren en ankeren. Menig keer stond ik vanuit een verschil van inzicht over de broederschap of het leiderschap op het punt om de groep te verlaten. Ik realiseerde mij steeds op tijd dat een stap naar buiten pas kan nadat ik het daadwerkelijk ben aangegaan. Begin dit jaar vierden we ons 10-jarig jubileum en beklommen we met 15 mannen een gedeelte van de Mulhacen in de Sierra Nevada en overnachtten in een berghut. Deze tocht veranderde veel in het aannemen van het lidmaatschap van deze groep. In die hut boven op de berg voelde ik de nabijheid van de mannen en mezelf als onderdeel van deze groep.

Mannen hebben mannen nodig, leermeesters om zich mee te meten, aan te spiegelen en aan toe te vertrouwen. We hebben mannen nodig om getuige te zijn van ons leer­ proces. Stil blijven zitten en je terugtrekken in een eigen wereld is dan niet langer een optie. Ik leerde dat diegene aan wie ik mij het meeste stoorde, mij het meest spiegelde ten aanzien van de stappen die ik zelf te maken had.

Vanuit mijn nieuwe plek als trainer van Phoenix dienen ook nu mijn thema’s zich weer aan, of ik dat nu wil of niet. Dankbaar raadpleeg ik vanbinnen mijn leermeesters met vragen over wat ik tegenkom. Niet alleen als cursist, maar ook als trainer blijft Phoenix voor mij een plek om te inspireren en geïnspireerd te worden en van anderen te leren.

By |2020-09-06T09:34:54+02:00september 6th, 2020|

Interne en externe grenzen

Het ligt prachtig, het verzorgingshuis van mijn schoonmoeder in Den Haag. Statige vrijstaande huizen, veel ruimte, veel groen, met uitzicht op de hockeyvereniging die werd opgericht in het jaar 1908. Mijn schoonmoeder is 91 jaar oud. Ze loopt wat minder makkelijk, slaapt overdag wat meer, maar verder is er eigenlijk niet heel veel veranderd sinds ik haar voor het eerst ontmoette in het jaar 2000. Ik werd toen voorgesteld aan haar en aan mijn schoonvader door Saskia, met wie ik later trouwde. Die eerste ontmoeting vond plaats in het grote huis aan de Nicolaïstraat, wat sinds de terugkeer uit Nederlands-Indië, vlak na de Tweede Wereldoorlog, door de familie werd bewoond. Een huis met een vestibule in plaats van een gang.

Vorige week hadden we een afspraak met haar. En zoals dat gaat in coronatijd, was de ontmoeting gepland in de zogenaamde kletskamer van het verzorgingshuis. De kletskamer is gemaakt in de ruimte van de zijingang van het gebouw. Degene die bezoeken zitten in het voorportaal, de bewoner binnen, achter de schuifdeuren in de grote stoel. Mijn schoonmoeder mist ons en, zo vertelde ze, vooral de aanraking. ‘Even mijn dochter vasthouden, dat is wat ik het meeste mis’, zei ze.

Terwijl ze in het gedeelte achter de schuifdeuren ver- scheen, schuifelend op weg naar de grote stoel, zaten wij al klaar in het voorportaal. Toen gebeurde het. Als door een wonder vlogen plotseling de schuifdeuren open. Een technische storing, of hadden wij wat verkeerd gedaan? In elk geval was er na al die maanden even geen glas tussen mijn schoonmoeder en haar dochter. Ze schrok, strekte haar armen en keek haar dochter aan, die precies dezelfde beweging maakte. ‘O even vasthouden’, zei ze, als in een betovering en niet meer denkend aan de regels en de risico’s. En zo onverwacht als de schuifdeur opende, zo onverwacht sloot hij ook weer. Er was geen omhelzing geweest, daar ging het allemaal te snel voor.

Een omhelzing, of een fysieke aanraking van onszelf in contact met de ander, dat is elkaar ontmoeten op de externe grens. Contact maken in de aanraking met de ander maakt dat we voelen dat we bestaan. Het is essentieel en wordt zo gemist in deze tijd, vooral voor mensen die veel alleen zijn. En als door de corona-maatregelen dat helemaal wegvalt, dan ontstaat er zomaar een ontroerende situatie tussen moeder en dochter als de schuifdeuren van de kletskamer van het verzorgingshuis plotseling even opengaan.

In deze coronatijd ben ik als trainer bij Phoenix op een snelcursus geweest op de school voor interne grenzen. De interne grens gaat over wie we zijn, onze essentie, en of we daar toegang toe hebben. Werken met groepen in coronatijd maakt fysieke aanraking onmogelijk, zowel via Zoom als nu we elkaar weer treffen op 1,5 meter afstand in onze gebouwen. Juist nu de externe grens even niet meedoet, is het werken vanuit de interne grens als het ware wat uitvergroot. Wat moet ik als trainer meer, minder of anders doen, als we elkaar via Zoom of op 1,5 meter afstand toch willen ontmoeten? Hoe kan ik de cursist zonder fysieke aanraking toch ontmoeten, zodat er gewerkt kan worden met de persoonlijke vraag?

Deze school leerde mij dat werken vanuit de interne grens van mij vraagt om aanwezig te zijn in het moment en thuis te zijn bij mezelf. En bovenal weet te hebben van mijn eigen interne grens om mij vandaaruit te laten zien. Als ik mij als trainer laat zien, dan nodig ik de ander uit om datzelfde te doen en creëren we samen de bedding om elkaar op diep niveau te ontmoeten. Dan kunnen we aan de inhoud werken. Ik leerde hoe de naaktheid van het delen er kan zijn en hoe ik daarop kan vertrouwen ondanks het ontbreken van fysiek contact.

By |2020-09-06T09:09:56+02:00september 6th, 2020|